Geschiedenis van de Sint-Agathakerk en een rondgang door de kerk

Inleiding

Welkom in de Rooms-Katholieke Sint-Agathakerk, een van de markantste gebouwen van de stad Beverwijk. 

De Sint-Agathakerk is ontworpen door de architecten Joseph en Pierre Cuypers jr., zoon respectievelijk kleinzoon van de beroemde P.J.H. (Pierre) Cuypers. De bouw van deze kerk is gestart op 21 december 1922 en de kerk is op 19 mei 1924 gewijd.

De kerk is gebouwd in een expressionistische bouwstijl waarin invloeden uit de byzantijnse en de vroegchristelijke architectuur zijn verwerkt.

Op de centrale, 8-zijdige ruimte sluiten 4 grote en 8 kleine kapellen aan. De centrale ruimte is overwelfd met een 24-delige bakstenen koepel. Deze koepel van 22 m wordt gedragen door een ring van gewapend beton en 8 granieten zuilen. In de lantaarn (klokkentoren) op de koepel zijn in 1958 de drie luidklokken en een 46 klokken groot carillon geplaatst. 

Het oudste voorwerp in de kerk is het reliëf Maria Immaculata (of Maria van Beverwijk) Dit uit eikenhout gesneden reliëf dateert uit de eerste helft van de 16e eeuw. Op het reliëf is Maria met Kind op de maansikkel afgebeeld,

Sinds 27 juni 1995 is de kerk aangewezen als rijksmonument. Tussen 2001 en 2003 heeft een ingrijpende restauratie van de kerk plaatsgevonden en is voor de huidige inrichting gekozen. Tevens werd toen het carillon gerenoveerd. De kerk maakt deel uit van de parochie Sint-Eloy. 

Heilige Agatha (231-251)

Traianus Decius (201-251) was een Romeinse keizer van 249 tot 251. Hij gaf opdracht tot de eerste christenvervolging. Het was een verschrikkelijke jacht op de christenen en om deze zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren, benoemde keizer Decius een man genaamd Quintianus als consul met een zekere rechterlijke macht. Hij was een man waar de keizer alle vertrouwen in had. 

Agatha, woonachtig in de stad Catania op Sicilië, kwam uit een christelijke familie, haar ouders waren welgesteld en roemrijk, zoals de geschiedenis verhaalt. Agatha was een knap en deugdzaam meisje en dat laatste was voor de heidenen onverdraaglijk. 

Quintianus wilde na het zien van dit jonge en mooie meisje haar echter niet vervolgen, maar haar tot de zijne maken en daar deed hij alle mogelijke moeite voor. Daarbij schakelde hij de vrouw Aphrodisia in. Deze vrouw dreef een bordeel en zij moest in staat geacht worden de kuise Agatha om te vormen tot een meer wereldse vrouw. Maar alle beproevingen ten spijt lukte dit haar niet, dus koos Quintianus voor andere wegen. 

Zweepslagen en de pijnbank waren niet genoeg, haar borsten werden zelfs afgesneden, maar zij verdroeg dit alles opgewekt. God genas al haar wonden, maar dit maakte geen indruk op Quintianus. Uiteindelijk hadden alle martelingen die Agatha moest ondergaan, haar dood ten gevolg. Agatha, maagd en martelares, overleed op 5 februari 251. Zij wordt doorgaans afgebeeld met in haar rechterhand een nijptang en links op een schaal haar borsten. Zij wordt aangeroepen voor aardbevingen en borstziekten en zij is de patrones van de klokkengieters. Ze is een van de eerste heiligen van de Rooms-Katholieke kerk en ze wordt op haar sterfdag, 5 februari, herdacht.

Geschiedenis van Beverwijk

Er zijn twee mogelijke verklaringen waar de naam Beverwijk vandaan komt. 

De eerste verklaring is, dat de naam Beverwijk een verbastering is van ‘Bedevaartswijk’. In de Middeleeuwen heette het kerkdorp ‘Agathenkyrica’. De plaats was een doel voor pelgrims, omdat de Heilige Agatha hier zou zijn verschenen aan Altruda uit Velsen. Altruda was op de vlucht voor Rorik, een Noorman die de macht kreeg over onder meer Kennemerland. Op de plaats waar de Heilige Agatha verscheen, bevond zich toen al enige tijd een houten kapel. Dit was ongeveer waar nu aan de Kerkstraat de Hervormde kerk staat. Rorik werd opgevolgd door Godfried die in 885 n.Chr. werd vermoord. Daarmee kwam een einde aan de Noormannenperiode in Kennemerland.

De tweede verklaring is dat de naam Beverwijk zijn oorsprong vindt in de naam ‘Beverhem’. ‘Bever’ is een naam van een Germaanse man en de toevoeging ‘-hem’ betekent ‘woning of nederzetting van’. De plaatsnaam Beverhem wordt genoemd in de goederenlijst die hoort bij het cartularium (middeleeuws register) van de Utrechtse bisschop Radboud. Het document met de goederenlijst is opgesteld in de periode 896-953 n.Chr .Met behulp van de lijst claimde de bisschop van Utrecht rechten op goederen uit de periode van vóór circa 857 n.Chr. Nadat de Noormannen waren vertrokken, keerde de bisschop terug in Utrecht en stelde zijn lijst op.

In de 10e eeuw moet een groot deel van het grondgebied te Beverhem in handen zijn gekomen van de abdij van Egmond. Van schenkingen is weinig terug te vinden en het omvangrijke bezit bleek later uit een kaart (circa 1540) en de administratie van de abdij. In de 10e eeuw moet de abdij van Egmond en/of de bisschop van Utrecht de naam van het kerkdorp Sint-Aagtenkerke hebben genoemd, gewijd aan Sint-Agatha. Het hernoemen van plaatsnamen, waarbij christelijke namen werden ingevoerd, gebeurde ook elders. Met de naamswijziging verdween niet altijd de naam die in de volksmond werd gebruikt.

In de tweede helft van de 13e eeuw is aan de oever van ‘de’ Meer, nabij het kerkdorp Sint-Aagtenkerke, een handelswijk ontstaan, die ‘Wijc’ werd genoemd. In een oorkonde van 1267 wordt voor het eerst de plaats aangeduid als ‘Wijc’. Deze naam werd in korte tijd de naam voor het hele ambacht dat reikte van de Meer tot aan de Noordzee. In de volksmond is de naam Beverhem blijven voortbestaan. 

In 1276 kwam voor het eerst de naam Beverwijk op een oorkonde naar voren, waarmee dus de toevoeging –hem was vervangen door – wijk en derhalve de naam Beverwijk is ontstaan. In dat jaar kreeg Beverwijk het marktrecht, verleend door Graaf Floris V van Holland. Graaf Jan I van Holland verleende op 11 november 1298 stadsrechten aan Beverwijk.

Geschiedenis van de Sint-Agathakerk

Zoals hierboven omschreven, werd de eerste, houten Sint-Agathakerk gebouwd in het dorp Sint-Aagtenkerke. Deze kapel stond ongeveer op de plaats waar nu de Hervormde kerk staat, aan de Kerkstraat.

In 1203 werd het gehele dorp Sint-Aagtenkerke tijdens de Successie-oorlog door het leger van Lodewijk van Loo in brand gestoken, ook de kapel brandde af. Kort daarna werd een nieuwe kerk gebouwd, nu een tufstenen gebouw in romaanse stijl. 

In 1268 werd de kerk opnieuw verwoest. Vervolgens bouwde men een nieuw en groter stenen kerkgebouw. Over dit gebouw is weinig bekend, maar rond 1400 gaf de bisschop van Utrecht, Frederik van Blankenheym, toestemming  om dit kerkgebouw te vervangen door een nieuwe kerk op dezelfde plek, eveneens onder de naam Sint-Agathakerk. Dit werd een stenen, gotische, driebeukige hallenkerk met houten gewelven. De toren dateert uit 1475. 

Echter, vanaf 1572 werden Rooms-Katholieke vieringen verboden en vanaf 1575 kwam de Grote Kerk, zoals hij vanaf dat moment werd genoemd, door de Reformatie in handen van de protestanten. In 1576 werd de kerk (net als de rest van de stad Beverwijk) vrijwel geheel verwoest maar vanaf 1592 weer opgebouwd. 

De katholieken maakten vanaf 1576 gebruik van diverse schuilkerken. De eerste vaste schuilkerk werd in 1643 gebouwd, achter de bebouwing op de hoek van de Arendsweg en Heemskerkerweg, en werd ‘De Vogelsanck’ genoemd. Omdat deze kerk te klein en te bouwvallig was geworden, werd deze in 1729 geheel vervangen door een grotere schuilkerk op dezelfde plek. Schuilkerken en rondtrekkende priesters werden oogluikend toegestaan in die tijd.

In 1796 kwam bij beschikking van de Nationale Vergadering een einde aan de bevoorrechte positie van de hervormden: alle kerken waren voortaan weer gelijk. Er was echter niet direct voldoende geld om een nieuwe kerk te bouwen.

In 1830 kwam pastoor W.J. van Houten naar Beverwijk en hij zorgde ervoor dat er een stuk grond werd gekocht aan de Peperstraat op de plaats van Lommerlust, het buitenverblijf van Betje Wolff en Aagje Deken in de 18e eeuw. In 1840 werd daarop de katholieke kerk gerealiseerd die ontworpen was in waterstaatsstijl door Theo Molkenboer (1796-1863). Deze waterstaatskerk werd gewijd in 1841. In 1861 werden een transept (dwarsbeuk, dwarsschip) en een priesterkoor aangebouwd, in 1893 gevolgd door een vergroting naar het westen en een toren. Maar ook deze kerk werd te bouwvallig en bovendien te klein voor het toenemend aantal katholieken.

Deken A. Waare kwam in 1899 naar Beverwijk. In 1915 werd eerst de O.L.V. van Goede Raadkerk aan de Arendsweg gebouwd. Tevens ging het parochiebestuur onder leiding van deken Waare op zoek naar nog een locatie voor een nieuwe kerk. 

Het parochiebestuur besloot de woning te kopen van wijnkoper Watersloot van der Gracht aan de Breestraat en vestigde daar de pastorie in. Deze pastorie dateerde van circa 1750 en kreeg later de rijksmonumentale status (nr. 9445). In de ommuurde tuin van deze woning werd de nieuwe Sint-Agathakerk gerealiseerd naar ontwerp van Joseph Cuypers (1861-1949) en zijn zoon Pierre Cuypers jr. (1891-1982). Zij waren de zoon respectievelijk kleinzoon van de beroemde P.J.H. (Pierre) Cuypers (1827-1921). Op 21 december 1922 werd de eerste steen gelegd door deken Waare en begin 1924 was de kerk gereed. 

Op 19 mei 1924 werd het kerkgebouw geconsacreerd (gewijd) door Mgr. A.J. Callier, bisschop van Haarlem. Na de inwijding van deze kerk aan de Breestraat, werd het kerkgebouw aan de Peperstraat afgebroken.

Start van de rondleiding; bouwstijl en -kenmerken

Deze Sint-Agathakerk is gebouwd in een expressionistische bouwstijl waarin invloeden uit de byzantijnse en de vroegchristelijke architectuur zijn verwerkt. De kerk is uitgevoerd in lichtbruine baksteen met siermetselwerk. Het grote, 8-zijdige koepeldak is met rode pannen gedekt. Ook de kleinere koepels, die als een krans om de grote koepel heen liggen, zijn met rode oud-Hollandse dakpannen gedekt en bovenop voorzien van een piron (ornament). 

De hoofdkoepel wordt geflankeerd door in totaal 12 kleinere koepels, vier grote en 8 kleinere. In de kerk is te zien, dat de centrale, 8-zijdige ruimte is overwelfd met een 24-delige bakstenen koepel. Deze koepel met een spanwijdte van 22 m wordt gedragen door een ring van gewapend beton en deze ring wordt gedragen door 8 gepolijste granieten zuilen. Elke zuil is gehouwen uit een granieten monoliet. De zuilen zijn verder versierd met geometrische natuurstenen kapitelen (kopstuk van een zuil of pilaster). Tussen de zuilen zijn paraboolvormige scheidingsbogen geplaatst. De gewelfzwikken (hoekstukken) zijn versierd met muizetandfriezen (hier: horizontale rij bakstenen die uitsteken, als versiering) die over de schalken (zuilen tegen de muur) doorlopen. 

In het onderste deel van elke gewelfkap van de hoofdkoepel is een rond venster geplaatst, dat niet aan de buitenlucht grenst, omdat de buitenzijde va de koepel 8-hoekig is. In deze 24 ronde vensters zijn gebrandschilderde ramen opgenomen. 

In de gevels van de drie oostelijke kapellen zijn ovalen vensters met gebrandschilderde ramen geplaatst. De gevels van de straalkapellen zijn voorzien van rechthoekige naar boven smal toelopende vensters, eveneens met gebrandschilderd glas.

Aan de oostzijde van de kerk bevindt zich het priesterkoor, met de drie oostelijke kapellen. Deze drie kapellen zijn voorzien van marmeren lambrisering.

De kerkvloer van 1.200 m2 is niet origineel, maar wel in de stijl van het origineel. De vloer is in 2002 vervangen omdat grote delen van de vloer waren gaan ‘zweven’. Het onderliggende zand was voor een deel weggespoeld. De natuurstenen tegels zijn in diagonale motieven gelegd en er is vloerverwarming aangelegd.

De lantaarn (klokkentoren) op de koepel is in 1958 vergroot waarna de drie luidklokken en een 46 klokken groot carillon zijn geplaatst in samenwerking met de Stichting Vrienden van de Beiaard. Het carillon kon besteld worden door een grote inzamelingsactie onder de burgers en het bedrijfsleven, alsmede door een bijdrage van de gemeente. Het carillon werd gegoten bij klokkengieterij Koninklijke Eijsbouts te Asten. Het carillon zou aanvankelijk bestaan uit 36 klokken met een bereik van drie octaven. Na de inzamelingsactie bleek, door de royale giften, een carillon met 46 klokken en drie grote luidklokken mogelijk, met een bereik van vier octaven. 

De drie luidklokken zijn eigendom van de Sint-Agathakerk. Ze werden in 1957 door de parochianen aan deken B.G. Hosman geschonken ter gelegenheid van zijn 40-jarig priesterfeest.

Het originele interieur is grotendeels bewaard gebleven en werd ontworpen door Lambert Lourijsen (1885-1950) uit Haarlem. In het priesterkoor ontwierp hij de mozaïeken, het hoogaltaar met tabernakel, de gebrandschilderde ramen, de preekstoel en de kruiswegstaties. 

Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) werden er diverse beslissingen genomen o.a. over de indeling van de Rooms-Katholieke kerk. Dit gold ook voor de Sint-Agathakerk. In 1965 kwam de verbouwing gereed: het priesterkoor was uitgebreid en onder de koepel gekomen. Ook is toen een tweede altaar geplaatst.

Op 27 juni 1995 verkreeg de Sint-Agathakerk, mede door toedoen van het Cuypersgenootschap, de rijksmonumentale status (nr. 49235), net als de pastorie die al eerder kreeg. Tussen 2001 en 2003 is de kerk ingrijpend gerestaureerd en heeft het interieur zijn huidige inrichting gekregen. De architect van deze restauratie was de heer P.D. van Vliet B.N.A. uit Loosdrecht. De aannemer was Schakel en Schrale BV uit Amsterdam. Bij deze restauratie zijn tevens de kerkbanken vervangen door stoelen. De pastorie en bijgebouwen werden in maart 2010 gesloten en verkocht. 

De Sint-Agathakerk is onderdeel van de Sint-Eloy parochie te Beverwijk waarvan ook de Sint-Odulphuskerk in Wijk aan Zee deel uitmaakt. De Sint-Oldulphuskerk is op 19 mei 1890 gewijd. 

Tot 2017 hoorde ook de O.L.V. van Goede Raadkerk aan de Arendsweg in Beverwijk tot de Sint-Eloy Parochie, maar deze kerk is in 2017 verkocht. De Regina Caeli kerk aan het Hilbersplein in Beverwijk was tot 2023 onderdeel van de Sint-Eloy parochie. Deze grote moderne kerk werd in opdracht van pastoor R.L.M. van Ginkel gebouwd en in 1958 gewijd. Deze grote kerk werd gesloopt in 1996, maar hiervoor in de plaats kwam een kleine kerkzaal op dezelfde locatie. Deze kleine Regina Caeli kerk moest in 2023 haar deuren sluiten.

Boven de hoofdingang (buiten) 

Buiten boven de hoofdingang ziet u een prachtig tafereel van ‘de wonderbare visvangst’, in 2003 geschilderd door de bekende Beverwijkse kunstschilder Jan van der Schoor (1941-2008). Hij heeft zich laten inspireren door het evangelie uit Lucas (Lucas 5: 4-11) zodat wij net als de vissende apostelen naar elkaar omzien en verbonden blijven. Dit schilderij is gemaakt in opdracht van een sponsor ter gelegenheid van de restauratie die in 2003 gereed kwam.

Reliëf Maria Immaculata (of Maria van Beverwijk) (links achter)

Dit uit eikenhout gesneden reliëf dateert uit de eerste helft van de 16e eeuw. Op het reliëf is Maria met Kind op de maansikkel afgebeeld, geflankeerd door renaissance-zuilen met bladmotieven, met daartussen vier gehoornde rammen en ossenkoppen als beloning. Een ram is het symbool van kracht en strijdlust en de os is het symbool van het offerdier, zoals Christus zich voor ons geofferd heeft. Het motief van de vrouw op de maansikkel die de draak, of het kwaad in de wereld, overwint, is aan het bijbelboek Openbaring van Johannes ontleend. 

Het reliëf is nog het enige voorwerp van alle sieraden en meubelen uit de gotische, katholieke Sint-Agathakerk aan de Kerkstraat. Het is een wonder dat dit reliëf bewaard is gebleven. In 1576 werd de stad Beverwijk door de Spanjaarden vrijwel geheel verwoest. Toen eindelijk de bezetter wegtrok, stonden er nog maar negen huizen overeind. Van de kerk stonden slechts de toren, de pilaren en stukken muur overeind. In 1575 werden de liturgische kostbaarheden zoals de grote ciborie, de kelken, het zilver en de gewaden door de twee kerkmeesters naar Haarlem gebracht en daar bij inwoners in bewaring gegeven. De archieven van de kerk, het gasthuis en leprooshuis werden naar Amsterdam gebracht en daar verborgen. Er is vrijwel niets meer van teruggekomen. Wel is het eikenhouten reliëf bewaard gebleven. Toen omstreeks 1643 het eerste vaste schuilkerkje aan de Arendsweg in Beverwijk ontstond, heeft het reliëf overeenkomstig de laatste wil van pastoor Timan van Wou in dit schuilkerkje een plaats gekregen. Na twee eeuwen is het in 1841 overgebracht naar de Sint-Agathakerk in de Peperstraat, waar het is bewaard tot het overgebracht kon worden naar de Sint-Agathakerk in de Breestraat in Beverwijk. 

Kruiswegstaties

De kruisweg loopt van links van het altaar naar rechts van het altaar. De kruiswegstaties zijn rond 1925 geschilderd op hout, deels met transparante verf, door Lambert Lourijsen (1885-1950) uit Haarlem. Het zijn gestileerde centrale voorstellingen met telkens circa vijf personen. De steeds uit drie panelen bestaande staties tonen aan weerszijden, op blauwe grond, telkens een vignet, bijvoorbeeld een kruis met wijnranken, passiebloem, distel en zonnebloem. De houtnerf is bij de schilderingen zichtbaar gehouden. Op Goede Vrijdag (de vrijdag voor Pasen) wordt de kruisweg gebeden. 

Statie 1 Jezus wordt tot de kruisdood veroordeeld

Statie 2 Jezus neemt het kruishout op

Statie 3 Eerste val van Jezus onder het kruis

Statie 4 Jezus ontmoet zijne heilige moeder

Statie 5 Simon van Cyrene helpt Jezus het kruis dragen

Statie 6 Veronica droogt het aangezicht van Jezus

Statie 7 De tweede val van Jezus onder het kruis

Statie 8 Jezus vermaant de wenende vrouwen

Statie 9 De derde val van Jezus onder het kruis

Statie 10 Jezus wordt ontkleed

Statie 11 Jezus wordt aan het kruis genageld

Statie 12 Jezus sterft aan het kruis

Statie 13 Jezus wordt van het kruis afgenomen

Statie 14 Jezus wordt in het graf gelegd

Rond 1960 werd het toegestaan aan de kruisweg een vijftiende statie toe te voegen. Deze vijftiende statie verbeeldt dan de verrijzenis van Jezus Christus en wordt ook wel de Paasstatie genoemd.

In 1984 heeft een eerste restauratie plaatsgevonden door de kunstschilder Beekman, maar door houtworm en inwerking van vocht was rond 2002 herstel noodzakelijk. Dit herstel is verricht door Erik J. Tjebbes. Wellicht zijn er eerder ook al staties vernieuwd; deze zijn dan geschilderd op een ander soort hout en de achtergrond is iets lichter van kleur.

Beeld St.-Antonius van Padua (links midden)

Het beeld van Sint-Antonius van Padua met kind op de arm. Antonius is o.a. de beschermheilige van verloren voorwerpen en van vrouwen en kinderen. Hij wordt afgebeeld, gekleed in ordegewaad, met op de rechterarm het Kind zittend op een boek en in de linkerhand een palmtak Ook dit beeld dateert uit 1892, is gemaakt door de beeldhouwer F.L. Stracké (1849-1919) uit Haarlem en geschonken door een parochiaan.

Doopvont

De doopvont met deksel dateert waarschijnlijk uit de tweede helft van de 19e eeuw en is ontworpen en vervaardigd door Gerard Brom (1882-1959) uit Utrecht. De doopvont is van rood marmer en heeft een neo-barokke vorm. De hoogte is circa 150 cm en de diameter circa 100 cm. 

In de deksel is een tekst uit het evangelie van Johannes (3:5) gegraveerd: ‘Nisi quis renatusfuerit ex aqua et spíritu santo non potest introire in regnum dei’ (vertaling: ‘Als iemand niet geboren wordt uit water en geest, kan hij het rijk Gods niet binnengaan’).

Achter de doopvont hangt een bord waaraan de schelpen van de dopelingen binnen de Sint-Agathakerk worden opgehangen. 

Tweede orgel (links voor)

Door de akoestiek in de kerk met de lange nagalmtijd was het niet mogelijk, dat het zangkoor voor in de kerk ging zingen met begeleiding van het oorspronkelijke orgel boven in de kerk. Daarom werd een ander orgel gezocht; de keuze viel op een ‘Van der Meulen orgel’ uit de in 2010 afgebroken Rooms-Katholieke Verrijzeniskerk in Hilversum. Dit orgel bezit 21 registers verdeeld over hoofdwerk, pedaal en positief. De mobiele speeltafel bevat een Mechels pedaal. Het orgel heeft een kleiner volume dan het Pels orgel boven in de kerk. Het orgel is gekocht door de Stichting Vrienden van de Agatha en aan de kerk geschonken.

Mozaïek Maria van Vrede, of: mozaïek Maria met Kind (kapel links voor)

In de kapel linksvoor (de oorspronkelijke Mariakapel) hangt een mozaïek van Maria van Vrede (of Maria met Kind), dat rond 1945 is vervaardigd door kunstenaar Antoon Molkenboer (1872-1960) uit Haarlem. Zowel Maria als het Kind zijn gekroond; boven Maria is een ster afgebeeld. De randen zijn voorzien van bladwerk en lelies. De tekst erboven luidt: ‘Koningin van de vrede. Bid voor ons’.

Beeld St.-Agatha (links voor)

Het beeld van Sint-Agatha, patrones (beschermheilige) van de kerk. Zij wordt afgebeeld met een nijptang in haar rechterhand. Dit symboliseert de martelingen die zij onderging voor haar geloof. In haar linkerhand draagt zij een boek. Niet iedere afbeelding van Sint-Agatha is gelijk. Zij heeft soms een bord in haar rechterhand waarop haar afgesneden borsten. Ook dit beeld dateert uit 1892, is gemaakt door de beeldhouwer F.L. Stracké (1849-1919) uit Haarlem en geschonken door een parochiaan.

Priesterkoor met twee altaren en tabernakel

In ieder kerkgebouw is het priesterkoor (of hoogkoor) naar het oosten gericht, de plaats waar de zon opkomt. In het priesterkoor staat tenminste één centraal altaar, het zogenaamde hoogaltaar (of hoofdaltaar). In de Rooms-Katholieke Kerk is het altaar de zware tafel van steen of hout waarop tijdens de eucharistie brood en wijn worden neergezet om te herdenken, dat Christus door zijn dood een offer voor de mensheid heeft gebracht.

In het priesterkoor (of hoogkoor) staat achteraan het in marmer en koper uitgevoerde hoogaltaar dat in 1925 ontworpen is door Lambert Lourijsen en vervaardigd door Gebr. Jorna te Den Bosch. Het blad van het altaar steunt op twee hoge rechthoekige blokken aan de zijden, gedecoreerd met een staande engel aan de voorzijde. Een derde, breder blok in het midden, aan de voorzijde voorzien van een reliëf met het Lam op het Boek met de Zeven Zegels, waarboven de tekst in banderol: ‘Ecce Angus Dei’ (vertaling: ‘Zie het Lam Gods’), eronder ‘Qui tolles peccata mundi’ (vertaling: ‘Dat wegneemt de zonden der wereld’). Na de restauratie van rond 1962 is het priesterkoor verlengd met circa 8 m en opnieuw betegeld.

Op het hoogaltaar staat het tabernakel, ook wel sacramentshuis genoemd. In de tabernakel wordt het Heilig Sacrament (de gewijde hosties) bewaard in een ciborie (gedecoreerde kelk met deksel). In elke kerk is maar één dienstdoend tabernakel aanwezig; het tabernakel is binnenin altijd wit van kleur. Op het rood- en geelkoperen cilindervormige tabernakel staat langs de onderrand de tekst ‘Ecce panis angelorum’ (vertaling: ‘Zie het brood dat engelen eten’). De deuren van de tabernakel zijn voorzien van in reliëf gemaakte korenaren, druiventrossen en bladeren. 

De roodkoperen kroon van de tabernakel is voorzien van de tekst ‘Adoro te devote’ (vertaling: Ik aanbid U met eerbied’). Langs de rand van de kroon is gestileerd bladwerk te zien en op de punten blauwe stenen. De kroon is gesloten met een koepelvorm van bladlijstjes en water stroomt langs twee zijden omlaag. Boven op het tabernakel staat een kruis met straal en Christus is afgebeeld met lange lendendoek en kroon. Aan de godslamp, rechts van het tabernakel, is te zien of het Heilig Sacrament in het tabernakel aanwezig is. Zo niet, dan is de godslamp gedoofd. 

Na de restauratie van 2001-2003 is een tweede, verplaatsbaar altaar onder de koepel van de kerk geplaatst. Dit altaar stelt de schepping voor met de oerelementen water, lucht en aarde. De bronzen voorkant stelt de golfslag voor: het water. Op de linkerkant van de bronzen plaat staan een aantal sterren afgebeeld: een teken uit het Oude Testament, verwijzend naar de lucht en naar het bijbelboek Openbaring van Johannes. Op de rechterkant staan bergen afgebeeld: ook een bijbels teken, als verwijzing naar een gebedsplaats, een ontmoetingsplaats met God. Jezus zocht een berg om dichter bij God te zijn. Maar bergen verwijzen ook naar de aarde.

De regenboog welke staat afgebeeld, is het oudste verbondsteken dat God aan de mensen heeft geopenbaard. God heeft verklaard, dat de regenboog het teken is van het verbond tussen Hemzelf en de mens. 

Middenvoor op de plaat zijn twee vissen afgebeeld. De vis is een van de oudste Christelijke tekens. Het Griekse woord ‘Ichthus’ betekent ‘vis’ en wordt gevormd door de beginletters van de Griekse woorden Ièsous Christos Theou Uios Sootèr (vertaling: ‘Jezus Christus, Zoon van God, Verlosser’).

De glazen plaat van het altaar is het teken dat God en Jezus tezamen transparant zijn, dat wil zeggen, het verbond van de maaltijd die wij hier vieren, als laatste teken van Jezus gesteld voordat hij ging sterven, moet zijn uitwerking hebben in ons dagelijks leven.

In de lessenaar, die naast het altaar staat, is de symboliek van het vuur verwerkt. Het woord dat verkondigd wordt, moet zo gebracht worden dat wij als het ware in vuur en vlam gezet worden, geïnspireerd worden om dat woord te verkondigen, te beleven in ons eigen leven. 

Voor zowel het tweede altaar als de lessenaar heeft pastoor Eugène Jongerden in 2004 een schets gemaakt en deze aangeleverd aan de architect, de heer P.D. van Vliet B.N.A. uit Loosdrecht. Beide zijn vervaardigd door Anthonie van Koolen uit Molenhoek. 

Mozaïeken (priesterkoor)

Achter het hoogaltaar is een paneel aanwezig met een tapijtpatroon van ruiten en kruisen in groen, rood, paars, blauw en goud. Het is een zogenoemd damast en de symbolische kleuren rood en groen staan respectievelijk voor liefde en hoop. Boven het paneel staat vermeld: ‘Veni, Sancte Spiritus, et emitte caelitus lucis tuae radium’ (vertaling: Kom, Heilige Geest, zend voort de hemelse straal van Uw licht’). Deze sequens wordt met Pinksteren gezongen.‘

Links van het hoogaltaar hangt een paneel met vijf engelen, waarvan twee knielend (één met een palmtak in de hand) en drie staand (één met een harp, één met een viool). Hierbij staat de tekst: ‘Sanctus, sanctus, sanctus, dominus deus sabaoth’ (vertaling: ‘Heilig, heilig, de Heer, de God der hemelse machten’). Boven het paneel staat de tekst: ‘Lava quod est sordium riga quod est aridum sana quod est saucium’(vertaling: ‘Reinig wat vuil is, maak nat wat droog is, genees wat gewond is’)

Rechts van het hoogaltaar hangt een paneel met vijf engelen, waarvan twee knielend en drie staand (één met een kroon, één met een fluit en één met een tamboerijn). Hierbij staat de tekst: ‘ Pleni sunt caeli et terra gloria tua hosanna in excelsis’ (vertaling: ‘Vol zijn hemel en aarde van Uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge’). Boven het paneel staat de tekst: ‘Da tuis fidelibus, in te confidentibus, sacrum septenarium’ (vertaling: ‘Schenk Uw gelovigen, die vertrouwen op U, de zevenvoudige heilige giften’).

Boven de linker deur hangt een paneel met broden en vis in manden (Lucas 9:10-17), links daarvan een kruis en rechts daarvan een touw. Links en rechts naast de deur zijn korenaren afgebeeld. De tekst boven de panelen luidt: ‘Consolator optime, dulcis hospes animae, dulce refrigerum’ (vertaling: ‘Allerbeste trooster, zachte gastheer van de ziel, zoete troost’). 

Boven de rechter deur rechts (sacristie) hangt een paneel met een pelikaan met haar jongen. Links en rechts naast de deur zijn druiventrossen afgebeeld. De tekst boven de panelen luidt: ‘In labore requies in aestus temperies in fletu solatium’ (vertaling: ‘Rust bij het werk, verfrissing bij hitte, vertroosting bij verdriet’).

Muurschilderingen (priesterkoor)

De muurschilderingen links en rechts van het hoogaltaar zijn in 1949 geschilderd door kunstenaar Piet Gerrits (1878-1957) en geschonken door een parochiaan.

De muurschildering boven de linker nooduitgang toont de terugkeer van de verloren zoon bij zijn vader voor. De tekst bij die schildering is uit het evangelie van Lucas en luidt: ‘Zo zeg ik u, is er vreugde bij de engelen over één zondaar die zich bekeert’. 

Op de muurschildering links van het mozaïek van Maria van Vrede staat een engel afgebeeld die Maria de boodschap brengt dat zij zwanger zal worden en de zoon van God zal baren. 

Op de muurschildering rechts van het mozaïek van Maria van Vrede staat Maria afgebeeld die haar nicht Elisabeth en haar man Zacharias bezoekt. 

De muurschildering links van het Heilig Hartmozaïek laat de stal van Bethlehem zien, de verschijning van de engel aan de herders om de geboorte van Jezus te verkondigen en op de achtergrond de drie koningen die onderweg zijn naar de stal. Hieronder is de volgende tekst aangebracht: ‘Zo heeft God de wereld liefgehad’. 

Op de muurschildering rechts van het Heilig Hartmozaïek staat de voetwassing door Jezus tijdens het laatste avondmaal afgebeeld. De tekst erbij luidt: ‘Ik heb U een voorbeeld gegeven’. 

Boven de rechter nooduitgang is de laatste muurschildering te vinden. Deze toont de goede herder die een schaap terugvindt. De volgende tekst uit het evangelie van Lucas staat vermeld: ‘Ik zeg u, zo zal er vreugde zijn in den hemel over één zondaar die zich bekeert’.

Gebrandschilderde ramen 

De gebrandschilderde ramen boven het priesterkoor zijn ontworpen door Lambert Lourijsen (1885-1950) uit Haarlem en vervaardigd door Gebr. Beier uit Keulen. 

Boven het mozaïek van Maria van Vrede (Maria met Kind) staan op het linker raam drie korenaren afgebeeld, dit symboliseert Christus die het brood des levens is. 

Het middelste raam toont de Ark van het Oude Testament, waarin de tora-boekrollen worden bewaard (de tora zijn de eerste 5 boeken van de bijbel). aard. 

Op het rechter raam staan de priestertekenen afgebeeld, dit zijn de kelk, de stola en de bijbel.

Het raam boven de linker deur toont een in het wit geklede engel met stola en in de handen een pateen (schaal voor de hostie) met daarboven de Heilige Hostie. Hierbij staat de tekst vermeld: ‘Accipite et come dite, hoc est enim corpus meum’ (vertaling: ‘Neem en eet, want dit is Mijn lichaam’).

Het raam links van het hoogaltaar toont een engel met gespreide vleugels en een tempeltje in de hand, waarin de Heilige Geest zweeft in de gedaante van een duif. 

Aan weerszijden van het raam staat een bron afgebeeld waaruit drie stromen water vloeien en dit duidt op de drievoudige besproeiing met het doopwater. Hierbij staat de tekst die wordt uitgesproken tijdens de doop: ‘Ego te baptizo in nomine Patris et filii et spiritus sancti’ (vertaling: ‘Ik doop u in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest’). Het ritueel van het Heilig Doopsel bestaat uit het driemaal overgieten met doopwater en de zalving met heilig chrisma; dit geschiedt door de pastoor.

Het raam boven het hoogaltaar is een voorstelling van de Heilige Geest in de gedaante van een duif, omgeven door een aureool van licht en een wolkenrand. 

Aan weerszijden van het raam staat een wierookvat afgebeeld waaruit wierook opstijgt; dat is het symbool van het ten hemel opstijgende gebed. De kleuren groen en rood staan symbool voor respectievelijk hoop en liefde.

Het raam rechts van het hoogaltaar toont een engel met in de handen een ronde schijf met een voorstelling van de Heilige Geest in de gedaante van 7 vurige tongen, de voorstelling van de 7 gaven van de Heilige Geest staat (verkregen door het Heilig Vormsel).

Links van het raamstaat een voorstelling van het kruis met twee gekruiste palmtakken; rechts van het raam een oliekruikje met twee olijftakken. Hierbij staat de tekst die wordt uitgesproken tijdens het Heilig Vormsel: ‘Signo te signocrusis et confirmo te chrismate salutis’ (vertaling: ‘Ik teken u met het teken van het kruis en ik vorm u met de zalf van het heil’). Het ritueel van het Heilig Vormsel bestaat uit de handoplegging en de zalving met heilig chrisma; dit geschiedt door de bisschop of de vicaris. 

Het raam boven de rechter deur (sacristie) toont een in het wit geklede engel met stola en in de handen een kelk. Hierbij staat de tekst vermeld: ‘Bibite ex hoc omnes, hic est enim sanguis meus’ (vertaling: ‘Drink hier allen uit, want dit is Mijn bloed’).

Boven het Heilig Hartmozaïek staan op het linker raam de sleutels van de Heilige Petrus afgebeeld; Petrus is immers de apostel aan wie sleutelmacht gegeven is om het Rijk van God in de hemel binnen te mogen gaan. 

Het middelste raam toont de Heilige hostie, die niet door het vuur verteerd wordt. Dit verwijst naar het Mirakel van Amsterdam van 1345 (een door een stervende man in Amsterdam uitgebraakte hostie komt ongeschonden uit het brandende haardvuur tevoorschijn).

Op het rechter raam staat de Heilige Schrift afgebeeld met daarop de tekens Alpha en Omega (de eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet). Jezus heeft immers gezegd dat hij de oorsprong en het einde is. 

Beeld St.-Josef (rechts voor)

Het beeld van Sint-Josef, de vader van Jezus. Hij wordt afgebeeld met een lelie in de hand. Dit is het teken van zijn maagdelijkheid en onschuld. Dit gipsen beelden dateert uit 1892, is gemaakt door de beeldhouwer F.L. Stracké (1849-1919) uit Haarlem en geschonken door een parochiaan.

Heilig Hartmozaïek (kapel rechtsvoor)

In de kapel rechtsvoor (de Heilig Hartkapel) is een Heilig Hartmozaïek aangebracht, een mozaïek, gewijd aan het Heilig Hart van Jezus. Dit mozaïek is kort na de Tweede Wereldoorlog geschonken uit dankbaarheid, omdat Nederland geknakt maar niet gebroken, weer opbloeide tot een zorgzame samenleving. Jezus toont zijn stigmata (kruiswonden), met het Heilig Hart in een cirkel en een stralenkrans eromheen. Verder zijn er engelen, een kroon en bloemen afgebeeld. Dit mozaïek is rond 1945 vervaardigd door kunstenaar Antoon Molkenboer (1872-1960) uit Haarlem.

Preekstoel (kansel)

De houten preekstoel (1931) is ontworpen door Lambert Lourijsen (1885-1950) die hem waarschijnlijk ook heeft vervaardigd. De preekstoel was een geschenk van een parochiaan. De ronde kuip staat op 4 marmeren zuilen. De platen zijn van gebronsd, opengehamerd koper; de 4 evangelisten staan afgebeeld. Marcus met als symbool de leeuw, Mattheüs met als symbool de mens, Lucas met als symbool de stier en Johannes met als symbool de adelaar. De namen van de evangelisten staan op de onderrand. De koperen trapleuning is gedecoreerd met gestileerde bloemmotieven. Het klankbord (de geluidsschelp) boven de preekstoel is helaas verdwenen.

Piëta (rechts midden)

De piëta, een houten beeld van Maria met de overleden Jezus op schoot, na de kruisafname. Dit beeld stond vroeger in de oude St.-Agathakerk aan de Peperstraat. Toen deze kerk werd afgebroken in 1924, werd op die locatie het verzorgingshuis St.-Joseph gebouwd. Toen de bewoners in 1960 naar het nieuwe verzorgingshuis Lommerlust verhuisden, bleek er voor de piëta geen plaats meer te zijn in Lommerlust. De kunstenaar van de piëta is niet bekend.

Aan weerzijden van de piëta staan twee houten gedachtenisborden waaraan de kruisjes van de overledenen binnen de Sint-Agathakerk worden opgehangen. 

Icoon Maria Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand (bij hoofdingang)

In 1954 gaf pastoor R.L.M. van Ginkel, sinds 1947 verbonden aan de Sint-Agathakerk te Beverwijk, de opdracht aan de heer H. Beekman voor het vervaardigen van dit icoon. De heer Beekman maakte het ontwerp en zijn vrouw, mevrouw I. Smulders, legde minutieus 10.000 kleine opaalglasstukjes, met ingebrande kleuren en belegd met 18 karaats goud in dit mozaïek. Deze icoon is nagemaakt naar één van de oudste en bekendste Russisch-orthodoxe iconen. 

De ‘Altijddurende Bijstand’ komt tot uiting in de beschermende hand en de stand van het hoofd. De engelen rechts en links van Maria hebben een Russisch kruis en kruisnagels, een zweetdoek en een vaas met lamp, rietstok en spons in de hand. Het hoofd van Jezus is gericht op het kruis. Het gehele tafereel beeldt uit dat Jezus de weg naar de kruisdood te gaan had, maar dat Hij op deze tocht-vol-smarten Zijn moeder naast zich wist als kind maar ook als volwassene. Deze icoon heeft tot de sluiting in de grote en later in de kleinere Regina Caeli kerk in Beverwijk gehangen. 

Orgel (boven)

Een trap in de westelijke koepel leidt naar de orgelgalerij. Dit eerste orgel, daterend uit 1924, heeft geen monumentale status. Het is vervaardigd door de orgelfabrikant Bern. Pels en Zonen Orgelbouw uit Alkmaar. 

Tot de restauratie van 2001-2003 had het zangkoor een plaats boven bij het orgel, maar deze ruimte was al aan de kleine kant. Bij de restauratie werd de ketel van de luchtverwarming recht onder het orgel en het koor geplaatst; via gaten in de balustrade wordt de warme lucht de kerk in geblazen. Hierdoor mogen maximaal 15 personen boven bij het orgel staan. Mede om die reden staat het zangkoor tegenwoordig voor in de kerk bij het tweede orgel.

Kruisbeeld (naast zij-ingang)

Het eikenhouten kruis met notenhouten corpus dateert uit circa 1500-1700. Het corpus met hoofd naar rechts afhangend, ogen gesloten, toont een uitgemergeld lichaam. De lange lendendoek valt in plooien om het onderlijf heen. De armen zijn horizontaal aan het kruis genageld en de benen zijn over elkaar geslagen, links over rechts. Geen doornenkroon op het hoofd.

Kruisbeeld (naast hoofdingang)

Dit eikenhouten kruis met gipsen corpus dateert uit 1936. Het corpus met het hoofd naar voren gebogen, de ogen gesloten en een doornenkoon op het hoofd toont een uitgemergeld lichaam. De armen zijn horizontaal aan het kruis genageld, de benen naast elkaar en de voeten op een console. De lange lendendoek is aan de voorzijde omgeslagen. Boven het hoofd staat de inscriptie ‘INRI’ in goudverf. Onder het kruisbeeld staat de tekst ‘ H. Missie 20 december 1936’.